Tuinplanten
Planten zijn onmisbaar voor het leven op aarde. Zonder groene planten kunnen mensen niet overleven. Niet alleen door gebrek aan voedsel, zelfs aan dierlijk voedsel, maar ook omdat de groene planten de producenten van zuurstof zijn, een gas dat nodig is om te kunnen leven. Zonder groene planten is er geen leven op aarde mogelijk. Daarom hoop ik dat iedereen die deze site bezoekt, even stil staat bij de gedachte dat we planten, hoe klein en onbeduidend ze ook mogen lijken, zorgvuldig behandelen. Tenslotte vormen de groene planten het fundament van ons bestaan. Tuinplanten zijn alle planten die als sierplanten in tuinen gekweekt worden. Het hangt natuurlijk heel sterk af van de plaats waar de tuin zich bevindt. Pelargoniums bijvoorbeeld beschouwen we in Nederland als tuinplanten, maar in Zuid-Afrika zijn het wilde planten omdat daar Pelargonium-soorten in het wild voorkomen. Het gaat mij dus om planten die groeien in tuinen in landen waar ze niet inheems zijn.
Eigenlijk horen hier ook de meeste van de in de andere groepen besproken planten bij. Maar omdat die planten tot duidelijk afgebakende groepen behoren heb ik ze bij die verschillende groepen besproken.
Varens
Varens behoren tot de oudste planten ter wereld. Ver voordat er zaad- en bloemplanten op aarde verschenen waren er al varens. Hun ontwikkeling begon ruim 400 miljoen jaar geleden. Thans zijn er ongeveer 40.000 soorten bekende varens op aarde. Alle varens hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze zich met eencellige sporen voortplanten; ze vormen geen zaden. Vrijwel alle varens hebben een wortelstok of rizoom waaraan bladeren en wortels ontspruiten. De wortelstok kan kruipend zijn, over of in de grond, over rotsen of langs de stammen van bomen. De plant verplaatst zich op deze manier langzaam maar zeker. Varens met kruipende wortelstokken hebben bladveren die op enige afstand van elkaar geplaatst zijn. De wortelstok kan ook rechtop in de grond staan. Dan vormen de bladveren een dichte toef. Als de wortelstok uitgroeit tot een stam dan spreken we van boomvarens. Op de top van de stam staat een krans van grote bladveren; de stam zelf heeft een heel andere bouw dan die van echte bomen. Het is een schijnstam van vooral wortels. De bladveren van varens zijn meestal dun, een aanpassing aan een vochtige omgeving. Er zijn varens die één soort bladveren maken, waarop bij het ouder worden de sporen zitten. Er zijn ook varens die twee soorten bladveren hebben: vruchtbare waarop de sporen zitten en onvruchtbare zonder sporen. Een andere eigenschap van vrijwel alle varens is dat hun bladveren zich op een of andere manier ontrollen bij het uitgroeien. Varens komen over de hele wereld voor. In zeer koude streken komen varens voor die zich hebben aangepast aan de koude door alle bovengrondse delen te laten afsterven en te overwinteren als wortelstok in de grond. In de tropische regenwouden groeien altijd-groene varens, vaak met zeer grote afmetingen. Alle plaatsen in het regenwoud kunnen varens herbergen: hoog in de boomkruinen op takken, klimmend langs boomstammen, op de grond, in poelen en op rotsen. Deze grote verscheidenheid aan beschikbare groeiplaatsen heeft er voor gezorgd dat er zoveel verschillende varens zijn ontstaan in de loop van de tijd.
- Aglaomorpha coronans
- Cyathea cooperi
- Dicksonia antarctica
- Goniophlebium subauriculatum
- Nephrolepis soorten
- Stenochlaena tenuifolia
Succulenten & cactussen
Succulenten of vlezige planten vormen niet een aparte groep binnen het plantenrijk zoals een familie of een geslacht. Het is een verzamelnaam voor alle planten die bepaalde gemeenschappelijke aanpassingen aan droge omstandigheden vertonen. Eén familie van planten die vrijwel uitsluitend succulente vertegenwoordigers omvat is de cactusfamilie, de Cactaceae. Het belangrijkste kenmerk van een cactus is de aanwezigheid van areolen. Dat zijn een soort viltige kussentjes waarop de dorens staan en waaruit bloemen en nieuwe scheuten kunnen groeien. Het zijn zeer sterk verkorte, omgevormde zijtakjes. Bij geen enkele andere succulente plant komen deze orgaantjes voor, ook als de plant een soort doorns heeft. De cactusdoorn is een sterk veranderd blad. De functie ervan is het beschermen van de plant tegen diervraat, het opnemen van vocht uit de lucht en regeling van de temperatuur. Cactussen komen in een groot aantal varianten voor. Maar er zijn eigenlijk maar een paar basisvormen. Dat is de bol-, de zuil-, de schijf- en de bladvorm. Bolvormige cactussen hebben de grootste inhoud bij de kleinste oppervlakte, wat heel gunstig is met betrekking tot het vasthouden van vocht. Zij kunnen leven in zeer droge, hete gebieden. Bij zuilvormige cactussen is die verhouding minder gunstig, maar nog steeds zodanig dat ze in droge gebieden kunnen leven. Schijfvormige cactussen hebben al een relatief groot oppervlak ten opzichte van hun inhoud. Ze hebben toch al wat meer vocht nodig. Bladcactussen hebben een nog kleinere inhoud bij een groot oppervlak. Zij komen daarom nooit in droge, hete gebieden voor, maar in schaduwrijke, vochtige bossen.
- Agave americana
- Agave attenuata
- Agave geminiflora”
- Echinopsis spachiana
- Hylocereus undatus
- Opuntia’s
- Cylindropuntia subulata
- Opuntia dillenii
- Opuntia ficusindica
- Opuntia robusta
- Pereskia grandifolia
Klimplanten
Klimplanten zijn planten die in de grond wortelen en met hun dunne stengels om andere planten en op rotsen en muren omhoog klimmen op zoek naar voldoende licht. Ze gebruiken allerlei soorten steunmateriaal in hun omgeving zodat ze zelf geen dikke, stevige stammen hoeven te maken. Dit komt neer op een besparing van materiaal en energie. Op deze manier kunnen ze in vergelijking met andere struiken en bomen snel een grote hoogte bereiken. Sommige planten groeien altijd als klimplant, anderen alleen als er een steunpunt in de buurt is. Is er geen ondersteuning in de onmiddelijke nabijheid dan nemen ze een kruipende of struikvormige groeivorm aan tot ze ergens een steun vinden. Klimmers gebruiken allerlei manieren om zich omhoog te werken. Sommige planten kruipen als het ware door en over andere planten heen zonder gebruik te maken van speciale klimvoorzieningen. Slingerplanten draaien hun stengels om steunpunten heen en werken zich zo omhoog. Heel veel klimmers maken gebruik van al of niet vertakte ranken die zeer gevoelig zijn voor tastprikkels. Dan zijn er planten die aan de uiteinden van de vertakte ranken hechtschijfjes hebben waarmee ze zich vastzetten op muren en rotsen. Ook hechtwortels worden gebruikt om te klimmen. Andere klimattributen zijn stekels, doorns en andere uitsteeksels waarmee de klimmer zich vastzet.
- Araujia sericifera
- Aristolochia baetica
- Marcgravia umbellata
- Podranea ricassoliana
- Pyrostegia venusta
- Senecio angulatus
- Smilax aspera
- Strongylodon macrobotrys
- Thunbergia grandiflora
- Thunbergia mysorensis
Bomen
Bomen worden in het spraakgebruik vaak, net als bloemen, als een aparte groep gezien, los van de planten. Maar niets is minder waar. Elke boom is een plant! Weliswaar een plant met een bepaalde vorm, maar toch een plant. Het bijzondere van bomen is dat ze een sterk verhoute, soms vertakte, stam hebben, die overgaat in eveneens sterk verhoute hoofd- en zijtakken. Deze takken dragen de bladeren. Takken en bladeren vormen samen de kroon. Kinderen tekenen een boom meestal met een korte, dikke stam en een bolvormige grote of kleine kroon. Bomen vertonen zeer veel variaties op deze standaardvorm. Denk bijvoorbeeld aan de kegelvorm van veel naaldbomen of de naar een kant gegroeide waaibomen. Maar het zijn wel steeds variaties op hetzelfde thema. Bladeren bestaan in bijna elke denkbare vorm. Enkelvoudig of samengesteld, klein of reusachtig groot, vliesdun of leerachtig dik. bestaat er een groter verschil dan tussen de naalden van een spar en de ruim 1 meter grote handvormige bladeren van Tetrapanax, de Rijstpapierboom of de bladveren van een palmboom. Diezelfde grote verscheidenheid komt voor bij de bloemen. Niet alleen grootte maar ook aantallen verschillen sterk. Evenals de leeftijd waarop een boom gaat bloeien. En voor de vruchten die na de bloei ontstaan geldt dit ook. Minuscule kleine besvruchtjes, dennenappels, peulen, eetbaar en oneetbaar, zacht of verhout, het komt allemaal voor.
- Acacia cyanophylla
- Acacia melanoxylon
- Araucaria araucana
- Araucaria heterophylla
- Brachychiton acerifolius
- Brachychiton populneus
- Callistemon citrinus
- Cercis siliquastrum
- Eucalyptus camaldulensis
- Gleditsia triacanthos
- Jacaranda mimosifolia
Bolgewassen
Bollen en knollen zijn biologisch verschillend, maar de levenscycli van planten met bollen of knollen zijn vrijwel gelijk. Beide groepen overleven ongunstige omstandigheden zoals koude winters of droge hete zomers vrijwel altijd door middel van hun ondergrondse organen. Als de omstandigheden weer gunstig geworden zijn gebruiken ze het in de bollen en knollen opgeslagen reservevoedsel om weer uit te lopen en bovengrondse delen te vormen. Bollen bestaan uit een basale plaat, eigenlijk een sterk afgeplatte en verbrede stengel, waarin voedsel is opgeslagen, en korte vlezige bladeren die ook als voedselopslagplaats dienst doen tijdens de overlevingsperiode. Sommige soorten, zoals tulpen, hebben een tunicate bol met droge, papierachtige, buitenste bladeren of rokken die de binnenste rokken beschermen. Niet-tunicate bollen, zoals die van lelies, missen deze beschermende tunica en hebben ook veel lossere, schubvormige bladeren. Knollen kunnen ontstaan uit verschillende plantendelen (stengels, wortels), die vergroot zijn om voedsel op te slaan. Ze hebben een of meer knopen of ‘ogen’, de eigenlijke knoppen, die weer kunnen uitlopen. Crocus en gladiool zijn voorbeelden van bloeiende knolgewassen.
- Amarillis belladonna
- Cyrtanthus elatus
- Dietes grandiflora
- Drimia maritima
- Ferraria crispa
- Haemanthus albiflos
- Haemanthus coccinea
- Kniphofia uvaria
- Moraea sisyrinchium
- Pancratius maritimus
- Scilla peruviana
- Sternbergia lutea
- Zantedeschia aethiopica
Wilde planten
Onder het begrip ‘wilde planten’ versta ik alle planten die ergens op de wereld in het wild groeien en niet door menselijk ingrijpen zijn veranderd. Dat kunnen planten zijn die van nature in een bepaald gebied voorkomen, maar ook soorten die in een ver verleden op een of andere manier vanuit een ander gebied daar terecht zijn gekomen en er sinds mensenheugenis leven. Veel van de planten die wij in de tuin kweken groeien ergens op de wereld in de vrije natuur. Vaak is al niet eens meer precies bekend waar de planten oorspronkelijk groeiden. Er is in de loop van de tijd zo veel mee gesleept over de aardbol dat hun thuis onzeker is geworden. Andere planten zijn het resultaat van – soms herhaalde – kruisingen tussen planten uit verschillende geslachten en komen in het wild helemaal niet voor. Dit is veel gebeurd met orchideeën.
- Arisarum vulgare
- Asparagus albus
- Asphodelus fistulosus
- Calendula arvensis
- Carpobrotus edulis
- Cistussoorten
- Glebionis coronaria
- Ophrys orchideeën
- Oxalis pes-caprae
- Ranunculus bullatus
- Wilde asperges
- Wilde narcissen